maandag 6 maart 2017

Dit weekend in het NRC



Over hoe ik af en toe de stilte van het groen ontvlucht 
in de Koekenstad. En over hoe ik nu en dan de trein 
als rijdend bureau gebruik. Interview in het NRC, 
met mooie foto's van mijn studiootje.


Schrijver Bart van Loo ‘ontvlucht’ in Antwerpen het platteland. In de stad en op het station vindt Bart van Loo de rust om te schrijven. „Niemand blijft hier lang, ik ben de enige die de hele dag in het stationsrestaurant zit.”
Carlijn Vis / 4 maart 2017 / 
Foto's Wouter van Vooren /NRC

Het buitenhuis van de Vlaamse schrijver en francofiel Bart van Loo (44) is nu eens niet aan zee of in een bos. Van Loo gaat naar de stad, naar Antwerpen, om de stilte van zijn huis in het groen te ontvluchten. 

„Ik heb twintig jaar in Antwerpen gewoond, maar kwam een vrouw uit Frankrijk tegen en nu wonen we op een boerenbuiten aan de Franse grens. Ik dacht in eerste instantie: hoe kan ik Antwerpen verlaten? Er is geen leven mogelijk buiten de grote stad. Maar het is me meegevallen.”
Om het wonen op het platteland „mentaal aan te kunnen” kocht hij in Antwerpen een studio in de wijk waar hij altijd heeft gewoond. Als hij thuis gek wordt van de oneindige rust en eenzaamheid trekt hij naar de stad. „Soms zegt mijn vrouw: ga maar. Ik vind het tof dat zij dit toestaat.”

Werken in het stationsrestaurant


Minstens één keer per maand neemt hij ’s ochtends vroeg de trein naar het station van Antwerpen, een rit van zo’n twee uur. In Antwerpen werkt hij de hele dag in het restaurant op het station, gevestigd in een 19de eeuwse ruimte, totaal gerenoveerd, met hoge plafonds en een grote klok.
„Er is wifi en goed eten. Hier breng ik mijn sociale verkeer op peil. De hele dag door kom ik bekenden tegen; mensen spreken hier af of passeren omdat ze met de trein naar het werk of een afspraak gaan. Niemand blijft hier lang, ik ben de enige die er de hele dag zit.”

Soms nodigt hij vrienden uit voor lunch of koffie, soms komen zijn ouders hier bij hem langs. „Na de koffie zeg ik: nu ga ik weer verder werken.” Nieuwe teksten schrijft hij op het platteland, herschrijven gebeurt in de trein of in de stad. Zijn stadse studio bleek ook de ideale plek om de tekst in te studeren voor zijn Napoleon-voorstelling, die op 19 maart in première gaat in Leiden.

Soms blijft hij een hele dag in de trein zitten, dan kiest hij een traject van lange ritten uit met zo min mogelijk overstappen. Onderweg observeert hij de mensen en het voorbijtrekkende landschap, vult hij zijn reservoir met ontmoetingen en redigeert hij zijn teksten. „In de trein en op het station ervaar ik vaak momenten van geluk omdat ik dan vaststel dat het eigenlijk wel oké is wat ik heb geschreven. Daaraan voorafgaand heb ik lange periodes van twijfel doorgemaakt.”
Aan het einde van de dag, zo rond zeven uur, gaat hij naar zijn appartement. De studio op vierhoog komt net boven de daken uit, vanaf het kleine terrasje kijkt hij uit over de stad. Binnen is hij omringd door herinneringen: beeldjes, prenten en kunstwerken die iets te maken hebben met zijn leven.
Uitslapen is in de stad onmogelijk, zegt hij. „In Antwerpen word ik om half zeven wakker omdat iemand een deur dichtklapt of het vuil op straat wordt opgehaald. Sinds ik op het platteland woon valt me pas op hoeveel geluiden er in de stad zijn. En een parkeerplek vinden in de stad is ook een crime. Maar nu klink ik als een ouwe zeur.” 










 

Geen opmerkingen: