woensdag 6 december 2017

RIP Johnny

De dood van Hallyday lijkt ook Vlaanderen te beroeren. Radio 1 vroeg me om acht uur 's ochtends om een eerste reactie.  Om 13h00 mocht ik live in het VTM-journaal bij Birgit van Mol enige duiding geven. Opvallend toch dat VTM er het journaal mee opende en er tien minuten voor veil had. Thuisgekomen belde De Morgen of ik een stukje wou plegen. Dat kon ik niet weigeren. Johnny sterft maar één keer.

 Que je t’aime! J’ai un problème! On a tous quelque chose de Tenessee! Ma gueule! L’envie! Viens danser le twist!


Ach, Souvenirs, souvenirs!





Ooit mocht ik op Radio 1 een zomer lang de lof zingen van het Franse lied. Uiteraard ontbrak Hallyday niet in het rijtje. Als zelfverklaard intellectueel vond ik het toen nodig om enig ironisch grijnzen aan de dag te leggen. Gretig stapelde ik de clichés op elkaar. Ach, hoe makkelijk was het niet te lachen met de even gebruinde als gespierde zanger. Te spotten met rijmelarijen als « tu m’as donné ton corps, merci pour ton effort ». Neer te kijken op die volksmessias waarvan de beeltenis in ontelbare Franse cafés hangt. Het feest van de slechte smaak, toch?


Ik schaam me nog altijd voor die wel erg eenzijdige kijk op de zaak. En zijn oeuvre dan? Bij het schrijven van Chanson. Een gezongen geschiedenis van Frankrijk nam ik daar eindelijk echt de tijd voor. Le Pénitencier (1964), zijn versie van The House of the Rising Sun, kan moeiteloos naast het origineel staan, maar de man die Frankrijk de rock’n roll schonk, zong uiteraard vooral originele Franse nummers.

En welke! Ma gueule (1979), Quelque chose de Tennessee (1985), Gabrielle (1976), L’envie (1986) en natuurlijk Que je t’aime (1969), het lied dat zelfs zijn grootste criticasters stil krijgt. Of hoe je kunt roepen én zingen tegelijkertijd. En dicht tegen de kitsch aanleunen zonder aan bombast ten onder te gaan. Met die onverwachte, maar trefzekere beeldspraak. « Quand mon corps sur ton corps / lourd comme un cheval mort / ne sait pas, ne sait plus / s’il existe encore. » De van nature timide Hallyday wist zich als geen ander de woorden van zijn tekstschrijvers eigen te maken.

Maar zijn ware kracht ontdekte ik pas toen ik hem aan het werk zag. In een soort van ruimtevaartuig doorkruiste hij het Antwerpse sportpaleis alvorens af te dalen op het podium. Daar stond hij dan, Johnny, de farao van de Franse rock. Op 11 juni 2012 was hij bijzonder goed bij stem, hij had schitterende muzikanten bij en gaf zich helemaal. Zelden zoveel pit, puf en power op een podium gezien. Energie à volonté. Ambiance op overschot. Tienduizend kelen die Que je t’aime meebrulden. Plots kon ik me voorstellen wat voor een aardverschuiving hij in 1960 moet hebben veroorzaakt in het Frankrijk van Brel en Brassens.

Hij heeft er lang voor moeten strijden, maar vandaag omarmt zowat elke fransoos Johnny Hallyday. « Ik heb tranen met tuiten gehuild », vertelde mijn Franse schoonmoeder aan de telefoon, « alsof een stukje van mijn jeugd, van Frankrijk zelf is afgestorven ». Hoe graag was ik met haar een glas gaan drinken in een Frans volkscafé. Onder een van die foeilelijke Johnny-portretten.

------------------------------------------------------

Het Belang van Limburg belde ook met enkele vragen. Raar genoeg kwam alleen de Franse versie van het interview tot bij mij.

------------------------------------------------------
Om de Johnny-dagen af te sluiten. Omdat er een aantal mensen om vroegen.
Ik maakte een Spotify-lijst met een 20-tal nummers, een soort van "Hallyday très essentiel".



-------------------------------------------------------
Tot slot nog een pittige Que je t'aime uit 2013 met een onwaarschijnlijke bain de foule.
En beelden van een ontroerde Michel Drucker.


Geen opmerkingen: